Columns

Dappere Sjaak

Ik was er een tijdje niet geweest, maar gisterochtend ging ik met mijn gezinnetje weer eens naar het Driebergse Bos. Dat is een nogal multifunctioneel bos. 

Niet alleen wandelaars, honden en ruiters zoeken er ontspanning, je treft er ook hollende mensen, spoorzoekende padvinders, huttenbouwende kinderen en ladingencampinggasten. Zodoende is het wat druk, maar het gaat allemaal goed, het blijft een leuk bos.

Wil je wat rustiger wandelen, dan loop je gewoon naar achteren. Daar zie je er nog wel eens een leuk vogeltje, of een ree, of zelfs een vos. Op onze weg naar achteren kruisden we een roodwit geblokt lint, er wappeerde een velletje aan. Vergunning, stond er op. Het bleek een afzetting voor de mountainbikers. Die mochten een wedstrijd houden.

Ze moesten wel tussen de afzettingen op de brede paden blijven en hun rommel opruimen, zo schreef de vergunningverlener, een bedrijf uit De Bilt. Ik moet zeggen: het zag er lekker uit, die mannen die op hun fiets door het bos vlogen, hijgend en met modder in al hun porieen. Moet kunnen.

Wij staken de afzetting over en begaven ons naar de rustige kleine slingerpaadjes achterin het bos. Dat viel niet mee, merkten we. Het was een grote modderpoel. Alle paadjes en paden bleken kapotgereden door wildfietsende mountainbikers. Een Zeeuwse boer zou er zijn kleiaardappelen niet kunnen oogsten.

Ploeterend zochten we een begaanbaar pad. Was er niet, waar we ook liepen, het bleef wankelen tussen de baggersporen van de wildfietsers. Het was niks leuk. In de verte zag ik drie wildfietsers naderden. Die stoven hard op ons af, in de veronderstelling dat wij het gebladerte zouden induiken. Dat deden we niet, en dat verbaasde hen, beledigde hen kennelijk.

De voorste wurmde zich mopperend langs ons, de tweede deed hetzelfde, de derde duwde ons ruw opzij. Mijn vriendin wankelde, de kinderen begonnen te huilen, ik duwde terug. Daarop slingerde hij zijn fiets in onze richting, verwensingen schreeuwend. De eerste aanval wist mijn vrouw nog te pareren, maar bij de tweede maal trof zijn achterwiel mijn zoontje van twee in het gezicht.

Met nog een kind op mijn nek wist ik niets anders te doen dan hem vragen naar zijn naam. Andre van Duin, riep ie. Je echte naam, riep ik terug. Sjaak, riep hij. Sjaak wie. Sjaak van Turenhout, riep hij terug. Dus, vaders, moeders, wees op uw hoede voor de terreur van de wildfietsers. En vooral voor dappere Sjaak. Ga opzij, hij is nietsontziend, ook al ben je pas twee.

Uit: Utrechts Nieuwsblad, 3 december 2000