Columns

Paris – Dakar

De woestijnrally Paris-Dakar is afgelast. Al Qaida zou het gemunt hebben op de karavaan trucks, wagens en motoren die zich elke eerste week van het jaar via zuidelijk Marokko en Mauritanië een weg naar Senegal baant. Gevaarloos is het daar sowieso niet. Volgwagens rijden zich er met enige regelmaat stuk op landmijnen.
Jaren geleden reed ik ook in de buurt, in een omgebouwde vrachtwagen vol landgenoten, allen op zoek naar de mysteries van Afrika.

Dat bleek uiteindelijk een vergissing, maar dat is een heel ander verhaal. Net als de coureurs van de woestijnrally moesten wij de Westelijke Sahara doorkruisen. Dat is een enorm stuk land, grotendeels woestijn, dat buurland Marokko op grond van historische rechten wil inlijven. De bewoners bevechten die claim al tientallen jaren. In de praktijk is het een lappendeken van niemandslandjes.

Wil je het gebied doorkruisen, dan moet dat in konvooi. Om de paar dagen vertrekt een lange stoet auto’s vanuit het laatste door Marokko beheerste puntje land aan de Atlantische kust, naar het eerste door Mauritanië beheerste puntje land verderop. Daartussen zitten driehonderd ongewisse kilometers. Onze vrachtwagen sloot aan in het konvooi datbestond uit een bonte verzameling avonturiers en gelukszoekers met bijbehorende automobielen. Vooraan stonden de Jeeps en Landcruisers, daarachter een lange rij Peugeootjes 504 die allemaal in Dakar verkocht gingen worden, gevolgd door een serie tot expeditiemobiel omgebouwde vrachtwagens.

Er gebeurde helemaal niets tijdens de nachtelijke rit, behalve dat mijn reisgenoten net voor het puriteinse Mauritanië hun laatste vier kratten bier soldaat maakten en daarbij als volleerde Hollanders uit de vrachtwagen hingen en joelden, maar dat hoort eigenlijk bij dat andere verhaal.

Spannend werd het pas toen de Marokkaanse officier ’s ochtends halt hield, in de mistige verte wees en met zijn manschappen rechtsomkeert maakte. De laatste twee kilometers naar Mauritanië mochten we zelf overbruggen. Omdat iedereen vooraan wilde rijden, werd dat een chaotisch schouwspel. Het zand was nogal rul, en hier en daar flink diep. Wilde een wagen het volgende heuveltje bereiken, dan moest de chauffeur vaart maken en niet teveel sturen. Natuurlijk ging iedereen tegelijk, moest daardoor juist iedereen sturen, maakte niemand vaart en stonden overal groepjes chauffeurs hevig gebarend rond kleine parkeerplaatsjes vastgelopen auto’s ruzie te maken.

Na twee uur ploeteren bereikte het konvooi alsnog het grondgebied van Mauritanië. Dachten we. Er stonden drie stoffige militairen op een zandduin te gebaren dat we moesten stoppen. Onze vrachtwagen, de grootste en zwaarste, werd vooraan de rij gedirigeerd. Een van de militairen stapte in -een goeiige, zwaarlijvige man, ondanks de hitte gehuld in een lange, legergroene loden jas. Links houden, gebaarde hij tegen Bram, onze chauffeur.

Blij dat zijn dienst er bijna op zat zeeg de militair neer op de beste stoel, speciaal voor hem vrijgemaakt. Op het panoramadak gezeten zagen we intussen dat het konvooi zich in beweging zette, en langzaam uitwaaierde over de piste. Links en rechts van ons stoven de reisgenoten vrolijk toeterend langs, opgeruimd dat het zand voorbij en de woestijn lekker hard geworden was. Vrolijk zwaaiden we terug, wat een avontuur en wat was het leven toch mooi: Africa, here we come!

Ineens hoorden we een vreselijk misbaar vanuit de vrachtwagen onder ons. Het paniekerige gezicht van de militair verscheen door het dakluik. Hij had toch gezegd links houden. Er lagen hier mijnen! Toeteren moesten we en zwaaien, die auto’s moesten terug achter ons. We zwaaiden en schreeuwden en toeterden ons wezenloos, uit de verte werd enthousiast teruggezwaaid en getoeterd.

Het zweet brak de militair uit. Hij zakte terug in de stoel en staarde wezenloos voor zich uit, wachtend op de grote knal en de vreselijke gang naar de Mauretaanse tuchtraad daarna. Maar er gebeurde niets. Elk jaar moet ik weer even denken aan de angst op het gezicht van de militair, wanneer ik lees dat Paris-Dakar weer begonnen is. Zelfs dit jaar.

(verscheen als ‘links houden in de woestijn’ eerder op de achterpagina van NRC Handelsblad 21 januari 2008)