Ingezonden

Raadsvragen GL/PvdA Milieubeleidsplan

(doorgezonden door griffie gem Utrechtse Heuvelrug))
Aan : Gemeenteraad Van : Hans Nijhof Doorkiesnummer : (0343) 56 55 42
Datum : 16-9-2015
Afschriften :
Betreft : Raadsvragen GL/PvdA startnotitie actualisatie MBP
In deze memo de antwoorden op de technische vragen van GL/PvdA over de startnotitie actualisatie MBP.
1. Bij het thema leefomgeving wordt bij ‘gezonde veilige luchtkwaliteit’ alleen het aantal klachten over geur en stank als indicator genoemd. Is dat niet te smal: de luchtkwaliteit is toch meetbaar en juist niet ruikende vervuiling (fijnstof bijv.) is schadelijk?

Antwoord: We nemen aan dat de vraag gesteld wordt naar aanleiding van tabel 4 op bladzijde 25. Daarin staat voor het subdoel ‘een gezonde en veilige luchtkwaliteit’ alleen ‘aantal klachten geur/stank bedrijven’ als (mogelijke) effectindicator genoemd.
Op deze wijze is het inderdaad nog te smal. Het is voor de milieuthema’s op leefomgevingskwaliteit moeilijk gebleken om goede effectindicatoren op gemeenteniveau op te stellen zonder te vervallen in algemeenheden en/of hoge onderzoeksdruk. We willen echter wel graag op elk thema naast een subjectieve (belevings)indicator ook een objectieve indicator. Omdat voor bijna alle milieuthema’s de subjectieve effectindicatoren (zoals aantal klachten) redelijk goed vorm te geven zijn, zijn in tabel 4 nu vooral deze subjectieve indicatoren genoemd. In het coproductieproces doen we dan ook een beroep op participanten om mee te denken over aanvullende (objectieve) indicatoren.
In het specifieke geval van luchtkwaliteit zijn inderdaad de aanwezigheid van stoffen als fijnstof, stikstof(dioxide) en roet in de lucht belangrijk. De hoeveelheden van deze stoffen in de lucht varieert binnen de gemeente van plek tot plek. Dat maakt het lastig om tot één goede (objectieve) indicator (en ambitie) te komen voor de gemeente als één gebied. In ons huidige milieubeleid zijn per gebiedstype verschillende ambities opgenomen. We gaan onderzoeken of ‘het percentage woningen waarvan de omgeving voldoet aan de ambities van de gebiedstype’ een bruikbare indicator kan zijn. Een belangrijk punt van aandacht daarbij is de verwachte onderzoekslast.

2. Bij het thema duurzame mobiliteit valt op dat de (elektrische) fiets in het geheel niet genoemd wordt. Juist voor het vervoer binnen de gemeente mag daar veel van verwacht worden. Dit is ook bij uitstek een onderwerp waar de gemeente een belangrijke randvoorwaardelijke rol in speelt (infrastructuur). Hoe wordt die rol ingevuld in het kader van de klimaatdoelen op het gebied van mobiliteit?
Antwoord: De elektrische fiets is zeker belangrijk. We hebben deze nog niet opgenomen als indicator. We onderzoeken voor de oordeelsvormende avond nog uit of dit mogelijk is, mocht dat de wens zijn. De (elektrische) fiets wordt verder wel genoemd, bijvoorbeeld in §2.4.2., bij de trias mobilica. Bij stap 2 (na stap 1, het verminderen/voorkomen van mobiliteit) staat daar het veranderen van mobiliteit: het gebruik van andere vormen van vervoer (modal shift) zoals de (elektrische) fiets voor korte afstanden. Ook in §2.4.3. (p27) noemen we het gebruik van de fiets in de oplossingenmix om de CO2-uitstoot van mobiliteit naar 0 te brengen. In hoofdstuk 4 van de startnotitie (‘financiële kaders voor het uitvoeren van het uitvoeringsprogramma milieu’) in §4.1.3, stellen we voor dat extra investeringen in infrastructuur om bijvoorbeeld fietsen aantrekkelijker te maken bespreekbaar zijn.

3. Bij het thema Duurzame economie valt op dat niets wordt gezegd over zuinig en efficiënt grondstoffengebruik (circulaire economie). Is dat niet juist de kern van wat we onder een Duurzame economie willen verstaan?

Antwoord: De circulaire economie is een van de belangrijke ontwikkelingen binnen duurzame economie. Zuinig en efficiënt grondstoffengebruik komt in de startnotitie terug bij duurzame mobiliteit in de zin van het rijden op hernieuwbare, duurzame brandstoffen, maar inderdaad niet in de zin van circulaire economie (‘afval als grondstof’). Omdat (huishoudelijk) afval een zelfstandig, net geactualiseerd beleidsveld is, nemen we dat niet mee bij de actualisatie van het uitvoeringsprogramma milieu. Wel kan afval als onderwerp in de actualisatie voorkomen als onderdeel van een duurzame economie (circulaire economie) en/of als onderdeel van een duurzame organisatie (afvalbeheer van de gemeentelijke organisatie). Het is dus zeker mogelijk dat er projecten op het gebied van circulaire economie straks terugkomen in het uitvoeringsprogramma.